-
1 panel
n. jury; paneel; strip, strook; team; panel--------v. van panelen voorzien; varenpanel1[ pænl]1 paneel ⇒ vlak, (muur)vak, (wand)plaat3 schakelbord ⇒ controlebord/paneelII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉2 jury♦voorbeelden:————————panel2〈werkwoord; Brits-Engels panelled〉 -
2 serve on the panel
-
3 judge
n. rechter; jurylid; kenner--------v. beoordelen; oordelen, vaststellen; waarderen; als rechter optredenjudge1[ dzjudzj] 〈zelfstandig naamwoord; vaak Judge〉1 rechter♦voorbeelden:he is no judge (of that) • hij is geen expert (ter zake)→ sober sober/————————judge2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 beoordelen ⇒ achten, schatten♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский